Spreiding (van de zwakke hand)

Engelse term:
 Spreading (of the non-dominant hand)

‘Spreiden’ is de fonologische term die gebruikt wordt voor het aanhouden van een deel van een gebaar op de ene hand, terwijl de andere hand doorgebaart. In het eerste voorbeeld in het filmpje blijft de zwakke hand van het gebaar TEGEN nog een paar gebaren in zijn eindpositie, voor hij weer meegebaart met de andere hand.

Bij ‘boeien’ gebeurt dat lange tijd, met een functie voor de samenhang van zinnen. In het voorbeeld wijst de gebaarder naar zijn linkerkant, waar (de school van) zijn dochter is gelokaliseerd. Af en toe gebaart zijn linkerhand weer heel even mee, maar steeds keert hij weer terug om naar links te wijzen. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat het hele verhaal over de dochter gaat.

Het gebeurt ook vaak korter: de zwakke hand van een tweehandig gebaar blijft nog een of een paar gebaren lang aanwezig. In het voorbeeld blijft de zwakke hand van GEBAREN hangen tijdens het gebaar TAAL dat hier alleen met de rechterhand wordt gemaakt.

De term ‘spreiding’ komt uit onderzoek naar klanken van gesproken talen, waar eigenschappen van een klank (zoals contact tussen de lippen) worden doorgegeven aan de klank ervoor of erna. Een woord als ‘aanpassen’ wordt bijvoorbeeld meestal uitgesproken als ‘aampassen’. De verandering van ‘n’ in ‘m’ is hier het gevolg van het spreiden van lipcontact van de ‘p’ naar de ‘n’.