In gebarentaal kun je alles zeggen

Sommige mensen die niet bekend zijn met gebarentaal denken dat gebarentaal op de een of andere manier beperkt is, dat je er niet alles mee zou kunnen zeggen. Dat is niet waar. Gebarentalen zijn in principe net zo geschikt om over elk onderwerp te praten als gesproken talen. De gedachte ontstaat vaak doordat mensen denken dat je met je handen alleen over concrete zichtbare dingen zou kunnen praten, misschien wel omdat er zo veel iconische, beeldende, gebaren zijn. Maar elke dove weet dat dat niet zo is: ook in gebarentaal kun je praten over gevoelens of discussiëren over de hypotheekrente.

Dat wil niet zeggen dat er in elke taal voor alle mogelijke begrippen woorden zijn. Mensen gaan pas woorden bedenken voor dingen als die voor hen betekenis hebben. In veel talen is er geen woord voor ‘smartphone’ bijvoorbeeld, eenvoudigweg omdat de sprekers nog nooit zo’n ding gezien hebben. In gebarentalen zijn niet veel woorden voor geluiden, omdat die voor doven weinig betekenis hebben. En omdat er niet veel doven les in filosofie hebben gehad, zijn er bijna geen aparte gebaren ontstaan voor filosofische termen, om maar eens wat te noemen. Bij gebarentalen is er bovendien altijd een gesproken taal in de buurt met een lange geschiedenis en daardoor ook een grote woordenschat. Het is dan makkelijk om woorden uit de gesproken taal te ‘lenen’: door te vingerspellen, door het gebruik van mondbeeld, of door het letterlijk vertalen van samenstellingen, zoals bij het Nederlandse woord ‘zelfstandig’. Eigenlijk is dat niet heel veel anders dan in een gesproken taal als het Nederlands: daar wordt immers ook het woord ‘smartphone’ uit het Engels overgenomen, totdat iemand een Nederlands woord bedenkt dat aanslaat en door veel mensen gebruikt wordt.