Hallo, ik ben Inge Zwitserlood. Ik werk aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, en ik doe onderzoek naar gebarentalen. Naar 2 talen om precies te zijn: de Nederlandse en de Turkse Gebarentaal. Voor de Nederlandse Gebarentaal ben ik een tijd geleden begonnen om, samen met Onno Crasborn en Johan Ros, het Corpus NGT op te zetten. Daarna heb ik een kort project gedaan over interactie. Dat project was verbonden aan een groot project over interactie in tien gesproken talen. Nu werk ik met vier collega’s aan een project dat onderzoek hoe de twee handen worden gebruikt bij het gebaren: On the Other Hand (OOH). Ik focus daarbij op simultane classifierconstructies. Bijvoorbeeld: met de ene hand kun je aangeven dat ergens iemand staat, en met de andere dat er een auto hard naar die persoon toe reed, maar net op tijd kon uitwijken. Of je kunt beide handen tegelijk gebruiken om aan te geven dat twee mensen van elkaar weglopen.
Voor de Turkse Gebarentaal heb ik gekeken hoe je meervoud kunt aangeven. Bijvoorbeeld: Herhaal je het gebaar voor “kopje” als je het over twee kopjes hebt? Of doe je dat op een andere manier? En nu onderzoek ik, samen met drie collega’s, hoe de taalontwikkeling verloopt van dove Turkse kinderen in het uitdrukken van ruimtelijke relaties. We vergelijken daarbij het taalgebruik van drie groepen: één groep kinderen tussen de 4 en 6 jaar, één groep van kinderen tussen de 7 en 9 jaar, en één groep volwassenen. En we kijken hoe de taal van de kinderen zich ontwikkeld. Bovendien vergelijken we deze ontwikkeling met die van horende kinderen die Turks leren. Gaat die ontwikkeling gelijk op? Gaat de ontwikkeling bij horende kinderen sneller? Of juist langzamer?
Daarnaast ben ik erg geïnteresseerd in het onderwijzen en leren van een gebarentaal als tweede taal. Misschien ga ik daar in de toekomst ook onderzoek naar doen!
Mocht je vragen aan mij hebben, laat het maar weten!