Hallo! Ik ben Els van der Kooij. Ik doe al een hele tijd onderzoek naar gebarentaal. Eerst deed ik dat in Leiden, in een klein team met Onno en Wim samen. Daar hebben we een database gemaakt van losse gebaren. Van elk gebaar werd heel precies de vorm beschreven. Dat hadden we nodig omdat we onderzoek wilden doen naar vragen als hoe gebaren in het hoofd liggen opgeslagen. Hoe weten mensen of twee gebaren hetzelfde zijn of verschillend? Om een voorbeeld te noemen: neem twee handvormen als de B-hand en de hoek-hand. Ze komen beide voor in verschillende vormen van het gebaar OP-BEZOEK-GAAN. We wilden dus weten of dat nou echt hetzelfde gebaar was, bijvoorbeeld.
Daarna zijn we naar Nijmegen verhuisd, en is het team groter geworden. Johan kwam bij het team. Het project dat we deden ging over prosodie, intonatie. In gesproken taal bijvoorbeeld kun je de toonhoogte gebruiken om informatie te benadrukken. De hogere toon geeft aan dat het om belangrijke informatie gaat. Maar hoe gaat dat dan in gebarentaal, vroegen we ons af? We hebben daarvoor vraag-antwoord-paren opgenomen. Bijvoorbeeld: ‘Wie heeft de krant meegenomen? Het meisje heeft ‘m meegenomen.’ In deze zin is het meisje ‘gefocust’, zoals dat heet, het is de nieuwe informatie. Een tweede soort zinnen bevatte een contrast. ‘Heeft de man de krant meegenomen? Nee, het meisje heeft de krant meegenomen.’ In dat geval heeft ‘het meisje’ contrastieve focus. In gebarentaal blijken er veel verschillende manieren te zijn om dat duidelijk te maken. Onder andere wordt de belangrijkheid uitgedrukt door de beweging van het lichaam: tijdens ‘meisje’ leun je bijvoorbeeld opzij, naar waar het meisje in de ruimte was geplaatst. In de tweede plaats bleek dat de vorm van gebaren kan veranderen, bijvoorbeeld groter worden. Ten derde bleek gefocuste informatie altijd een duidelijke gesproken component te hebben. Verder werd bij het maken van het gefocuste gebaar altijd naar de gesprekspartner gekeken. Door oogcontact te zoeken, controleert een gebaarder als het ware of de belangrijkste of nieuwste informatie wel goed is overgekomen. Tot slot blijken er speciale gebaren te zijn die informatiewaarde benadrukken, zoals ZELF. Als de vraag is ‘Wie heeft de krant meegenomen?’, kan het gebarentaalantwoord luiden ‘Het meisje ZELF heeft de krant meegenomen’. In het Nederlands kennen we ook het woord ‘zelf’, maar het wordt niet op deze manier gebruikt.
Dat project over prosodie is inmiddels afgerond. Nu ben ik betrokken bij het project over de twee handen. Op deze website kun je daarover van alles vinden.