Handvorm

Engelse term:
 Handshape

Eén van de fonologische eigenschappen van elk gebaar is de handvorm. De handvorm is eigenlijk niet de vorm van de hele hand, maar gaat alleen over de vingers die belangrijk zijn in het gebaar (de ‘geselecteerde vingers’). Deze kunnen in een gebaar contact maken met de plaats (zoals de duim en wijsvinger contact maken met de wang in WONEN), en ze kunnen bewegen (zoals in WATER). Handvorm 1 heeft één geselecteerde vinger, de wijsvinger; handvorm U heeft twee geselecteerde vingers (wijs- en middelsvinger); enzovoorts.
Sommige handvormen zijn vernoemd naar een letter uit het handalfabet (B, T, S), maar in de gebaren zelf hebben ze meestal niet de functie van een letter. De B-hand in VIS of de T-hand in WONEN hebben niks meer met de letters B of T te maken. Andere handvormen zoals ‘dichte snavel’ of ‘geld’ komen helemaal niet in het handalfabet voor. Handvormen die in veel gebaren voorkomen zijn B, 1, T en S. Deze worden ook het eerst door kleine kinderen verworven.