Als je een enkel gebaar uitspreekt, maakt het niet uit of je links- of rechtshandig bent: beide handen kunnen eenhandige gebaren uitspreken, of de dominante hand zijn in asymmetrische gebaren zoals THEE. Voor de betekenis maakt het niet uit of je WONEN nou met links of met rechts maakt. Binnen een zin of in een gesprek kan het wel een verschil maken. Door tijdelijk van dominante hand te wisselen, kan namelijk een contrast uitgedrukt worden. In het volgende voorbeeld uit het Corpus NGT worden DOOF en HOREND met verschillende handen gemaakt, en zo tegenover elkaar gesteld. Vervolgens wordt benadrukt dat deze twee aspecten beide deel uitmaken van de identiteit van de gebaarder.
Soms wordt de keuze voor de linker- of de rechterhand gestuurd door lokaties in de ruimte die voordien al gebruikt waren om naar iets te verwijzen. De linkerhand praat dan over wat links in de ruimte staat, de rechterhand praat wat over rechts in de ruimte staat.
Een ander gebruik van het wisselen van hand is om eerst iets te gebaren, vervolgens van dominante hand te wisselen, en dan een mening of gevoel uit te drukken over wat net gezegd is. In het volgende voorbeeld Op deze manier wordt het contrast benadrukt tussen een uitspraak en meningen en gevoelens daar over.
Tot slot wordt soms tijdens een verhaal de andere hand gebruikt om iets korts tegen de gesprekspartner te zeggen in de trant van ‘ik ben nog niet klaar met praten’. Op deze manier blijft de dominante hand beschikbaar voor het verhaal, en geeft de andere hand signalen af om bijvoorbeeld te voorkomen dat de ander begint met gebaren.
Het flexibele gebruik van de twee handen kan dus op verschillende manieren gebruikt worden in gebarentaal. Het is enigszins te vergelijken met intonatie in gesproken taal: ook die wordt gebruikt om contrasten aan te brengen en aan te geven dat men nog niet klaar is met praten.